vrijdag 29 juli 2011

Boek @DeStudentcoach bereidt studenten voor op hun toekomst

Social Media zijn hot. Al het wel en wee wordt gedeeld met soms honderden vrienden. Interessante daarbij: Hoe gebruik je Social Media in jouw voordeel? En ben je je ervan bewust dat het ook in je nadeel kan werken?

Het boek @DeStudentcoach gaat in op dergelijke vragen. Een aantal veel gebruikte platforms passeren de revue om wie het nog niet kent wegwijs te maken of te helpen de puntjes op de i te zetten. Door het boek heen vinden we verschillende handige tips en nadenkertjes. Op een heel praktische manier, ondersteund met voorbeelden, laten Inge van Erkel en Simone Levie zien hoe je als student Social Media in kunt zetten tijdens je studie met als focus je toekomstige baan.

Sterk is, dat het boek de lezer bewust maakt van het feit, dat alles wat je nu met andere deelt over enkele jaren, als je gaat solliciteren, in je voordeel, maar ook in je nadeel kunnen werken. Kijkend naar wat je allemaal in het openbaar voorbij ziet komen aan opmerkingen, foto’s en filmpjes is dat geen overbodige zaak. Welk beeld krijgt je toekomstige werkgever van jou als hij gaat rond surfen op het internet?

Een prima boek voor (beginnende) studenten. Wie zich verdiept in alle aangereikte handvatten en daarmee zijn Social Media-zaken op orde brengt, zal er zowel tijdens als na zijn studie zeker profijt van hebben.

MBO’s, Hogescholen en universiteiten zouden veel meer aandacht aan het onderwerp mediawijsheid moeten besteden. Niet alleen met een waarschuwend vingertje, maar door te laten zien hoe Social Media ingezet kunnen worden als een krachtig leerinstrument. Dit boek is in die zin ook voor opleiders een uitstekend geschikt middel om inspiratie op te doen.

Of het boek ook die studenten gaat bereiken, die het het hardst nodig hebben? Een schone taak voor wie werkt in het onderwijs. Laten we tenminste het goede voorbeeld geven!

Naar aanleiding van: @DeStudentcoach - Erkel, I. van en Levie.S (2011) - Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv, Houten – Antwerpen
Bij het boek is ook een website gemaakt en een Twitter-account.

woensdag 27 juli 2011

Autisten digitaal culinair op stap?

Afgelopen week kreeg ik het boek ‘Duidelijk koken met Sandra’ onder ogen. Het is een duidelijk en gestructureerd kookboek voor mensen met autisme. Voordat ik in ga op de link met onderwijs en met ICT eerst aandacht voor het boek zelf.

Sandra Cornelissen, de auteur, is hulpverlener en geeft kookles aan mensen met een stoornis in het autistisch spectrum. Bij elk van de 10 recepten wordt in kleine stapjes uitgelegd wat je nodig hebt, welke handelingen en achtereenvolgens nodig zijn en hoe het gerecht geserveerd kan worden. Het hele proces van de benodigde boodschappen tot en met het eindresultaat wordt weergegeven in pictogrammen en foto’s, ondersteund met korte zinnen. De duidelijke, gestructureerde en visueel ondersteunde uitleg maakt het mogelijk dat mensen met autisme of een andere beperking zelfstandig aan de slag kunnen in de keuken.

Hoewel de recepten in de praktijk zijn uitgeprobeerd en waar nodig aangepast, zal in sommige gevallen nog wel enige begeleiding nodig zijn om de werkwijze eigen te maken. En ook om de gebruikte foto’s te relativeren. Visuele ondersteuning met foto’s kan bij sommige autisten alsnog ervoor zorgen, dat ze de foto ‘letterlijk’ nemen en bijvoorbeeld op zoek gaan naar het op de foto getoonde bord of vergiet en deze dan wellicht niet kunnen vinden, omdat de eigen borden of het eigen vergiet er anders uit ziet. Bij pictogrammen is dat risico er vaak niet.

De gekozen gerechten zijn gevarieerd, maar zullen mogelijk niet iedereen aanspreken in de doelgroep. Dit als kleine kanttekening. Wellicht een tip voor deel 2! Het doet niets af aan het feit, dat het een uitstekend hulpmiddel is, waarmee mensen met autisme of een andere beperking zelfstandig aan de slag kunnen en ze meer op eigen benen laat staan!

Voor het onderwijs is het ook een prima boek om te gebruiken tijdens kooklessen. Kinderen kunnen hier prima mee uit de voeten zonder veel begeleiding. Een aanrader dus!

En dan de link met ICT. Bij het zien van het boek moest ik denken aan de website Sociaal op Stap, dat onlangs tijdens de IPON2011 de IPON-stimulerings-award won. Op deze website zijn stappenplannen voor mensen met autisme te downloaden, die uitleggen wat je in sociale situaties moet doen en wat er van je verwacht wordt. Deze stappenplannen zijn ook te bewerken om ze aan te passen aan de eigen situatie. Er is ook een Smartphone-app van Sociaal op Stap, waarmee de stappenplannen bekeken kunnen worden en dus ook altijd bij de hand zijn.

Op een dergelijke manier zouden ook de recepten uit ‘Duidelijk koken met Sandra’ op een handige manier gedigitaliseerd kunnen worden, waardoor ze aanpasbaar zijn en snel bij de hand via een smartphone-app. Alle picto’s, foto’s en bijbehorende teksten zouden in een database verzameld kunnen worden, zodat je als gebruiker ook je eigen recepten kunt samenstellen. Daarbij zou je de database wellicht kunnen aanvullen met eigen foto’s en teksten. Door een koppeling met bijvoorbeeld Appie, de app van een bekende supermarktketen, zou ook meteen een boodschappenlijstje samengesteld kunnen worden.

Zo helpen we mensen met autisme niet alleen sociaal op stap, maar ook culinair op stap en ontdekken we wellicht nog heel wat verborgen talenten!

Naar aanleiding van: Cornelissen, S. (2011). Duidelijk koken met Sandra, Amsterdan: SWP

dinsdag 26 juli 2011

Google+ vooralsnog beperkt bruikbaar in het onderwijs

Het onderwerp vandaag op Discussie Dinsdag was “Google+ biedt volop mogelijkheden voor het onderwijs”.  In dit artikel een uitgewerkte samenvatting.

Nederland loopt nog niet echt warm voor Google+ zo lazen we afgelopen dagen via verschillende media. Toch neemt het aantal in ras tempo toe. Voor wie toch alk gebruik maakte van de vele mogelijkheden van een Google-account is de stap maar klein en je hebt er ineens weer een heel aantal nieuwe functionaliteiten bij.
Al snel na de introductie begonnen de reacties te komen over de mogelijkheden die hier lagen voor het onderwijs. Verschillende mensen hebben inmiddels de nodige informatie bij elkaar verzameld, zoals André Manssen, Robert Devilee , Jeroen Bottema en ook op innovatie.kennisnet.nl wordt er aandacht aan besteed.

Benieuwd naar de meningen namen we Google+ als onderwerp voor #netwijs Discussie Dinsdag. Ziet onderwijzend Nederland er heil in? De meningen bleken, ook hier,  verdeeld. Sommigen hadden er nog nooit van gehoord of nooit naar gekeken.

Als voordelen en mogelijkheden werden genoemd:
  • Leerlingen zien zelf sociale media als essentiële communicatiemogelijkheid zien. Een flexibel platform kan dus nuttig blijken.
  • Met Google+ Circles zou je online mentorlessen kunnen geven, met projectgroepen kunnen communiceren, stagecolgroepen kunnen maken.
  • Groepsopdrachten waarbij de leerlingen elkaars searches en dus werkwijzen kunnen volgen en kopiëren of corrigeren.
  • Vooral het gebruik van de circles lijkt me handig. Je kunt alles doen binnen 1 account, contacten met lln/collega's/ouders/vrienden
  • Google+ kent veel aspecten van de, voor mij, ideale elektronische leeromgeving. Ik denk dat het in het kader van mediawijsheid goed is als docenten op sociale media contact leggen met leerlingen. Een probleem wat daar nu bij speelt is dat veel leerlingen in zo'n geval misschien het gevoel hebben dat docenten de 'supervisor' willen spelen. Met Google+ heb je dat probleem niet meer, doordat je circles kunt gebruiken. Je kunt leerlingen in circles zetten, waarmee je dus onderwijsgerelateerde-zaken deelt, anderzijds kunnen leerlingen er ook voor kiezen om het 'meekijken' van docenten af te schermen door gebruik te maken van diezelfde circles. Het is in die zin dus een ideaal netwerk, je kunt het professioneel, informeel, [vul maar in] gebruiken, zónder dat je daardoor tegen andere problemen aanloopt. Naast circles zijn ook de hangouts een leuk en handig middel om online video-conferencing met je leerlingen makkelijk te maken. Kwestie van een plugin installeren en je kunt aan de slag. Dat is dus duidelijk iets anders dan de drempel over gaan van vollédig publiek, een Skype Premium-account kopen, iChat afdwingen etc. Hangouts zijn gewoon enorm makkelijk.
Maar er zijn ook aandachtspunten:
  • Wat deel je wel of niet en met wie? En vooral: wat deel je met Google zelf? Door het niet weghalen van een vinkje geef je Google permissie om bepaalde gegevens te gebruiken voor advertenties op website van derden, aldus een artikel op Webwereld.nl.
  • Aansluitend bij het vorige punt: Structurele aandacht voor mediawijsheid is een vereiste. Gebruikers, en in ons geval dus leerlingen of studenten, moeten zich bewust zijn van wat ze schrijven en uploaden en met wie ze dat delen en wat anderen daar allemaal mee kunnen.
  • Wanneer iemand niet zijn werkelijke naam gebruikt, bestaat de kans, dat Google je account sluit. Wat doe je als een leerling of leraar door Google wordt uitgesloten van Google docs, mail of  Google+? Dan ben je je opgeslagen data kwijt en heb je geen toegang meer tot je ‘leercircles’.
  • Bij structureel gebruik binnen het onderwijs is een helpdesk wel handig. Helaas krijg je bij Google niet zomaar iemand aan de telefoon.
  • Volgens de voorwaarden mag alleen een account aangemaakt worden wanneer je ouder bent dan 18 jaar.
Alles op een rijtje zettend: Voor mensen die werkzaam zijn in het onderwijs biedt Google+ zeker mogelijkheden.  Voor leerlingen niet, althans met de huidige voorwaarden. Daar zou Google dus iets aan moet veranderen. Google+Edu wellicht?  Met ondersteuning van een helpdesk en de garantie dat een account niet zomaar wordt verwijderd.
Willen we op de korte termijn met leerlingen doen, dan zal dat moeten binnen HBO-instellingen en universiteiten. Die hebben echter vaak al hun eigen leeromgevingen. Het zal dus vooralsnog bij individuele initiatieven blijven, zeggen we voorzichtig, met de kennis van nu …

Tot zover het uitgewerkte verslag van de discussie. Op discussiedinsdag.yurls.net vind je nog enkele bijbehorende interessante aanvullende links, die genoemd werden tijdens de discussies. Heb je zelf nog aanvullende opmerkingen, ideeën of ervaringen? Reageer op dit blog!

Heb je zelf een suggestie voor een interessant discussie-onderwerp? Mail naar discussiedinsdag@gmail.com om het door te geven.

Aan deze discussie deden de volgende Tweeps mee:
@rinusd, @Netwijs , @jufamy75 , @ricacairo , @Kletskous , @barthoekstra , @slk8500 , @anitabracke , @thebandb , @MarjoleinEdel , @E_Meijerink , @TanjavandenBerg

Volgende week weer een nieuwe discussie over een nieuw onderwerp!
#netwijs Discussie Dinsdag: elke dinsdag tussen 12.00 uur en 13.00 uur op Twitter.
Discussieer mee over Onderwijs en ICT!

vrijdag 15 juli 2011

Gamen en Autisme

Autisme lijkt steeds meer voor te komen. Verschillende factoren spelen daarin mee. Allereerst is de kennis over autisme enorm toegenomen, waardoor een veel betere diagnose mogelijk is. Daarnaast is de maatschappij veel dynamischer en hectischer geworden en komen er veel meer prikkels op je af dan vroeger. Dat leidt ertoe, dat meer mensen vast lopen en meer met hun handicap geconfronteerd worden. Ook komen er steeds meer aanwijzingen en bewijzen, dat bijvoorbeeld voeding en straling een rol spelen in de toename van autisme.

De toename heeft als direct gevolg, dat meer mensen ook in hun nabije omgeving met autisme te maken hebben. Hierdoor wil men er meer over weten en ontstaat er een genuanceerder beeld. Lange tijd riep autisme riep associaties op met Rain Man, de bekende film uit 1988. De film zorgde voor een stereotiep beeld van autisme, dat nog steeds niet is verdwenen. Hoewel autisme zich op veel verschillende manieren kan uiten, haast bij iedereen verschillend, bestaan er inmiddels nieuwe stereotypen. Bijvoorbeeld die van de computer-nerd, die nergens anders oog voor heeft en nergens anders over kan praten dan over de games die hij speelt.

Het onlangs verschenen boek Gamen en Autisme is dan ook een voor de hand liggende. Het is nu eenmaal een feit, dat deze combinatie veel voorkomt. En dat is nu juist wat de schrijvers,  Herm Kisjes en Erno Mijland, ook bezig hield. In hun boek geven ze eerst in heldere taal neer wat autisme is, wat onder gamen wordt verstaan en welk verband er is tussen beide. Als lezer krijg je een goed beeld waarom games juist voor autisten aantrekkingskracht hebben. Een goed inzicht hierin leidt allereerst tot meer begrip en kan ook aanleiding zijn om de computer juist als effectief hulpmiddel in te zetten. Tegelijkertijd laten de schrijvers ook zien, dat juist deze groep extra gevoelig is voor verslaving aan games.

Kisje en Mijland hebben voor het boek onderzoek gedaan naar en gesprekken gevoerd over dit onderwerp. Door het hele boek heen staan citaten en interviews met ervaringsdeskundigen. Kinderen, jongeren en volwassenen met autisme vertellen zelf hoe ze gaming beleven en waar ze tegen aan lopen. Ook ouders en hulpverleners komen aan het woord. Het zorgt ervoor, dat je je als lezer goed kunt inleven in de problematiek waarmee veel opvoeders worstelen.

Voor ouders, leerkrachten en hulpverleners biedt het boek tal van goede adviezen, suggesties en tips hoe zij kinderen en jongeren kunnen begeleiden als het gaat om gaming, met als doel te komen tot een gezonde manier van omgaan hiermee en het voorkomen van een gameverslaving met alle gevolgen van dien.
De schrijvers zijn er in geslaagd om een prettig leesbaar en zeer praktisch boek samen te stellen, dat voor elke opvoeder lezenswaardig is. Het geeft enerzijds een goed beeld van de materie en anderzijds veel praktische handvaten. Geen kant-en-klare oplossingen, want die bestaan niet. Elke situatie en elke persoon is weer anders. Maar het is wel een stap in de goede richting!

Naar aanleiding van:  Kisjes, H. en Mijland, E. (2011). Gamen en Autisme, Middelbeers: Innodoks

donderdag 14 juli 2011

Diplomauitreiking Netwijs Opleiding

Op woensdag 29 juni werd er wederom aan een aantal afgestudeerde ICT coördinatoren het Post HBO diploma uitgereikt.

Volgens de traditie presenteren de deelnemers wat de opleiding voor hen zelf en voor hun school heeft opgeleverd. De  presentaties vinden op verschillende manieren plaats, zo worden PowerPoint, Prezi en eigengemaakte filmproducties ingezet.

Tijdens de presentaties bleek, dat de opleiding een grote bijdrage heeft geleverd aan de vormgeving van het onderwijs met ICT op de betreffende school of scholen. Wat daarnaast opviel is dat de deelnemers ook aangaven, dat ze zich op persoonlijk vlak ontwikkeld hebben. Het ervaren van succes in door hen geleide vergaderingen of het groeien als persoon/ professional blijkt van toepassing op meerdere deelnemers.

Kortom, een geslaagde en toepasselijke afsluiting. 

dinsdag 12 juli 2011

Leerkracht verantwoordelijk voor zijn eigen scholingsbudget

Het onderwerp vandaag op Discussie Dinsdag was “Maak de leerkracht verantwoordelijk voor zijn eigen scholingsbudget!”.  In dit artikel een uitgewerkte samenvatting.

Eigenlijk is scholing niet het juiste woord en moeten we spreken van professionalisering. Dat is breder en heeft naast trainingen, workshops en opleidingen ook betrekking op bijvoorbeeld onderling kennis delen, beurzen, vakbladen en boeken.

Op veel scholen gaat er het nodige aan tijd en geld in teamscholing zitten bijvoorbeeld rond een bepaalde onderwijskundige verandering. Daarnaast zijn er individueel leerkrachten, die hun directie of bestuur toestemming vragen voor het volgen van een cursus of opleiding. Soms is dat gerelateerd aan waar de school mee bezig is, soms ook aan eigen interesse of ambities. Tegelijk zijn er ook leerkrachten, die daar niet zelf initiatief in nemen. Soms wordt dat door de directie bespreekbaar gemaakt, maar lang niet altijd. Er blijkt vaak ook veel onduidelijkheid te bestaan over de mogelijkheden die er zijn.

Wat nu als elke leerkracht een eigen budget zou krijgen elk jaar voor professionalisering? Tijdens de discussie hierover gaven verschillende deelnemers aan, dat dit een goede optie is. Wel werd er opgemerkt, dat een deel van het budget besteed zou moeten worden aan teamtrainingen geïnitieerd vanuit de school en een ander deel dan een persoonlijk budget zou kunnen worden.

Wanneer leerkrachten zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen budget kan dat verschillende voordelen bieden. Ze worden zo gedwongen na te denken over een zinvolle besteding hiervan. Als school kun je als voorwaarde stellen, dat de besteding van het budget gerelateerd moet zijn aan de visie van de school en de speerpunten waaraan vanuit het beleidsplan gewerkt wordt. Daar moeten duidelijke afspraken over gemaakt worden en kaders gesteld.

Door met elkaar in gesprek te gaan om bijvoorbeeld na te gaan of andere leerkrachten ook interesse hebben in een bepaalde training kun je er voor zorgen, dat je eigen budget niet in één keer op is. Ook kan het de moeite lonen om te bekijken of door betere kennisdeling, bijvoorbeeld met leerkrachten van andere scholen binnen de vereniging of stichting, een training door externen wellicht overbodig is. De budgetten kunnen dan echt ingezet worden voor die zaken waar echt sprake is van een hiaat in kennis, vaardigheden of competenties. Dit concept zou dus een belangrijke impuls kunnen geven aan een dialoog binnen het team over de visie van de school, aan de kwaliteit van de professionalisering van de leerkrachten en recht doen aan reeds aanwezige kennis, vaardigheden en competenties en het onderling delen kunnen stimuleren.

Ingebracht werd nog, dat de directeur of het bestuur bugdetverantwoordelijk is, ook voor scholingsbudgetten. Dat is natuurlijk ook zo. Zij zijn en blijven eindverantwoordelijk. Ook als leerkrachten de verantwoordelijkheid zouden krijgen over hun eigen professionaliseringsbudget, dan hebben ze geen carte blanche. Ze moeten de besteding kunnen verantwoorden vanuit de gemaakte afspraken zoals we die eerder genoemd. In die zin blijft de directie dus altijd eindvernatwoordelijk.

Na afloop van de discussie sloeg ik de CAO er nog eens op na. Daarin wordt in verschillende paragrafen aandacht besteed aan professionalisering:
  • “Het beschikbare budget voor professionalisering wordt verdeeld in een collectief deel en een persoonlijk ontwikkelingsbudget. De verdeling behoeft de instemming van de P(G)MR.” Daarbij wordt aandacht besteed aan “de beoogde ontwikkelingsdoelen van de organisatie en het daarvoor bedoelde collectieve deel van het budget” en “de beoogde ontwikkelingsdoelen van de werknemers en het daarvoor bedoelde persoonlijk ontwikkelingsbudget”. Aandacht dus voor zowel de belangen van de organisatie als die van de werknemer.
  • Elke vier jaar wordt er een Persoonlijk Ontwikkelingsplan opgesteld of geactualiseerd. Daarin worden ook afspraken vastgelegd over de te besteden tijd aan professionalisering en ontwikkeling en het beschikbare budget. Ook de belangen van de organisatie enerzijds en de werknemer anderzijds worden daarin onderling afgestemd.
Dit sluit dus in feite helemaal aan op de stelling. De mogelijkheden zijn er dus gewoon. Het komt er dus op aan dit binnen de school goed te organiseren!

Uit de Nationale Onderwijsmonitor 2010 bleek, dat 67% van de leerkrachten niet bekend is met het professionaliseringsbudget. Van de hoogte, namelijk €500-€600 p.p., was 87% niet op de hoogte. Dat gold ook voor 17% van de leidinggevenden. Daar hebben we dan bij dezen wat aan gedaan!
In dit onderzoek kwam ook naar voren, dat leerkrachten voor praktische trainingen en workshops willen en het liefst in groepsverband. En terecht natuurlijk!

Uit dit onderzoek kun je concluderen, dat de CAO ofwel onvoldoende gelezen ofwel onvoldoende nageleefd wordt. Of is het een kwestie van interpretatieverschillen? Goede communicatie en voorlichting hierover lijkt op zijn plaats! Dat is zowel in het belang van de school als de leerkracht zelf. Duidelijke afspraken over eigen ambities en interessegebieden, noodzakelijke bijscholing en de ontwikkeling van de school als organisatie samen vastleggen in persoonlijke ontwikkelingsplannen zoals de CAO het beschrijft, maakt de leerkracht verantwoordelijk voor zijn eigen loopbaan. Belangrijke vraag die dan nog rest: Wil de leerkracht dat eigenlijk wel? Een mooi onderwerp voor de eerste teamvergadering na de zomervakantie! Ik zou zeggen: Leerkrachten lees de CAO en grijp je kans!

Tot zover het uitgewerkte verslag van de discussie. Op discussiedinsdag.yurls.net vind je nog enkele bijbehorende interessante aanvullende links, die genoemd werden tijdens de discussies. Heb je zelf nog aanvullende opmerkingen, ideeën of ervaringen? Reageer op dit blog!

Heb je zelf een suggestie voor een interessant discussie-onderwerp? Mail naar discussiedinsdag@gmail.com om het door te geven.

Aan deze discussie deden de volgende Tweeps mee:
@rinusd, @Netwijs , @michelboer , @Helikon , @MvandeVrie , @Sjaboepaan , @henkheurter , @FransDroog , @See_Genius , @GUPAGEBO

Volgende week weer een nieuwe discussie over een nieuw onderwerp!
#netwijs Discussie Dinsdag: elke dinsdag tussen twaalf en twee op Twitter. Discussieer mee over Onderwijs en ICT!

dinsdag 5 juli 2011

Gebruik maken van sjablonen scheelt de leerkracht tijd en verhoogt de leskwaliteit

Het onderwerp vandaag op Discussie Dinsdag was “Gebruik maken van sjablonen scheelt de leerkracht tijd en verhoogt de leskwaliteit”.  In dit artikel een uitgewerkte samenvatting.

In de blogpost van gisteren pleit Johan Menzinga, onderwijsadviseur bij Station-to-Station, voor het gebruik van sjablonen voor het maken van lesmateriaal. Het zorgt voor éénduidigheid, structuur, duidelijke verwachtingen en criteria. Goed voor de kwaliteit dus! Bovendien scheelt het tijd: Met behulp van een goed sjabloon is met een beperkt aantal aanpassingen zo weer een nieuwe les of opdracht in elkaar te zetten. Toch wordt er in de praktijk nog weinig gebruik van gemaakt.

Velen zullen wellicht, net als één van de discussiedeelnemers, terugdenken aan hun opleiding waarvoor vele lesschetsen of lesvoorbereidingsformulieren ingevuld moesten worden. Sommigen vonden het prettig, bij anderen hing het al snel de keel uit! Het kostte aan de ene kant tijd, aan de andere kant zorgde het er wel voor, dat de les goed voorbereid was. De vraag is of je dat voor alle lessen moet blijven doen. Zeker wanneer lessen vanuit de methode worden gegeven, wordt de structuur, de inhoud en de vormgeving van de les je al aangereikt. Bij de meer vrije lessen is dat vaak niet het geval. Juist dan ontstaan de problemen. Het verschil tussen het meer geregisseerde aan de ene kant en het vrije aan de andere kant is te groot. Zowel voor de leerkracht als de leerling heeft dat consequenties.

Tijdens de discussie hierover waren we het snel eens over het feit, dat sjablonen inderdaad voordelen oplevert. We noemen allereerst enkele voorbeelden waarbij sjablonen ingezet kunnen worden:
  • voor het voorbereiden van de les
  • voor de instructie (bijvoorbeeld op het digibord)
  • voor de verwerkingsopdracht
  • voor de beoordeling van opdrachten
  • voor handelings- en groepsplannen
  • voor observaties
  • voor notulen en gespreksverslagen
Het werken met sjablonen heeft meerdere voordelen:
  • structuur voor zowel de leerkracht als de leerling – het geeft houvast, fungeert als leidraad of checklist
  • eenduidigheid wat betreft opmaak, lay-out en inhoud en daarmee herkenbaarheid
  • betere kwaliteit –alle belangrijke onderdelen komen aan de orde
  • betere aansluiting op de onderwijsvisie – de sjabloon helpt om de les en het lesmateriaal zo te ontwerpen zoals past bij de visie op leren van de school
  • tijdbesparing – sjablonen kunnen met beperkte aanpassingen geschikt gemaakt worden voor een andere les, een andere groep of een andere context
  • ontworpen lessen en materialen zijn goed door andere collega’s te gebruiken met soms beperkte aanpassingen
Tegelijk zijn er ook aandachtspunten te noemen:
  • Niet iedereen is in staat een goed sjabloon te maken, zeker als het digitaal moet. De IB-er en de ICT-er zullen dus een belangrijke ondersteunende rol moeten vervullen. Vanuit de directie zal gekeken moeten worden naar benodigde competenties.
  • Er zullen duidelijke afspraken moeten zijn over de opmaak, de lay-out en het centraal opslaan van de sjablonen.
  • Het daadwerkelijk gebruiken van de sjablonen en het delen van materialen zal gestimuleerd moeten worden vanuit de directie. Het vraagt om discipline en vaak om een gedragsverandering binnen de school.
  • Zeker in de beginfase is een zekere tijdsinvestering nodig. In het taakbeleid zou dat een aandachtspunt moeten zijn.
  • Het gevaar bestaat, dat er te star wordt omgegaan met sjablonen zodat het een keurslijf wordt. Zeker waar het de leerlingen betreft is het van belang ruimte te laten voor en rekening te houden met hun eigen inbreng en leerstijl. Ook zal het gebruikte sjabloon naarmate de leerling ouder wordt steeds minder sturend moeten zijn en minder aanreiken, waardoor er meer uit de leerling zelf moet komen.
  • Om de kwaliteit te bewaken is het verstandig, dat iemand binnen de school redactioneel verantwoordelijk is: even controleren of het gedeelde materiaal voldoet aan de afgesproken eisen.
Opvallend overigens, dat veel leerkrachten zonder bezwaar de lesmethoden volgen, maar wel bezwaren hebben wanneer er binnen de school een sjabloon of format wordt aangereikt. Waar zou dat in zitten? Die vraag is in de discussie nog blijven liggen.

Tot zover het uitgewerkte verslag van de discussie. Op discussiedinsdag.yurls.net vind je nog enkele bijbehorende interessante aanvullende links, die genoemd werden tijdens de discussie. Heb je zelf nog aanvullende opmerkingen, ideeën of ervaringen? Reageer op dit blog!.

Heb je zelf een suggestie voor een interessant discussie-onderwerp? Mail naar discussiedinsdag@gmail.com om het door te geven.

Aan deze discussie deden de volgende Tweeps mee:
@rinusd, @Netwijs , @jvennink , @Gijs1982 , @moniquesparla , @GUPAGEBO , @Sjaboepaan , @michelboer, @jaap_w

Volgende week weer een nieuwe discussie over een nieuw onderwerp!
#netwijs Discussie Dinsdag: elke dinsdag tussen twaalf en twee op Twitter. Discussieer mee over Onderwijs en ICT!

maandag 4 juli 2011

Interview een dier met Prezi

De trainers van Station to Station publiceren iedere twee weken een complete innovatieve les om leerkrachten te stimuleren met ICT aan de slag te gaan. De lessen staan altijd in het teken van een onderwijskundig doel waarbij een gratis toepassing op internet als hulpmiddel gebruikt wordt om een les leerzamer, boeiender en interactiever te maken.

Deze week de les: 'Interview een dier met Prezi'.

Je kunt het lesmateriaal downloaden op de website van Netwijs.

We stellen het erg op prijs als leerkrachten hun ervaringen met ons delen. Dat kan door een bericht achter te laten op ons Blog, te Twitteren naar @netwijs of te reageren via email naar info@netwijs.infoHeeft u ook een innovatieve les gemaakt of heeft u een innovatieve ICT toepassing die u geschikt vindt. Mail ons uw les of lesidee: info@netwijs.info




P.S. Wist u dat scholen die het C3LO netwerk hebben iedere twee weken een nieuwe les op het netwerk krijgen die door de leerlingen zelfstandig verwerkt kan worden? Deze wordt door onze onderwijsredactie ontwikkeld. Een voorbeeld vindt u hier.

Mediawijsheid associëren veel mensen met 'veilig internet', 'internetprotocollen' en dergelijke. Het is echter veel meer.
De Raad voor Cultuur definieerde het via deze website in 2005 als volgt:

Mediawijsheid staat voor ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.’

Het gaat er om dat we in staat zijn om oude (televisie, radio, pers) en nieuwe media (internettoepassingen, sms) te gebruiken en dat we een gezonde mentaliteit ten opzichte van deze media hebben, waarbij we ons bewust zijn van de mogelijkheden en van de context van informatie.

De vaardigheden met betrekking tot nieuwe media kunnen worden ingedeeld in ict-vaardigheden, informatievaardigheden en veilig mediagebruik.

Veilig mediagebruik is slechts één van de drie aspecten. Met de eerstgenoemde, ict-vaardigheden, wordt in het onderwijs veel gedaan. De meeste leerlingen worden op de een of andere manier best vaardig met Word, PowerPoint en dergelijke. Scholen regelen dat via cursussen (gekocht, via internet of zelf ontwikkeld).

Het handen en voeten geven aan het aspect 'informatievaardigheden' is een stuk ingewikkelder. Het gaat hier om het verwerven, selecteren en verwerken van informatie. Leerlingen gaan dan bijvoorbeeld een werkstuk maken en presenteren. Als presentatiemiddelen worden vaak Word en PowerPoint gebruikt.

Uiteraard hebben alledrie de aspecten verband met elkaar: als je informatievaardigheden wilt leren, moet je ict vaardigheden hebben en op school (en thuis) moet dat in een veilige omgeving plaatsvinden.

Bij het digitaal verwerken van leerstof gaat het redelijk vaak mis. Een van de belangrijkste oorzaken ligt bij de leerkracht zelf, doordat de opdracht voor de leerlingen niet gestructureerd is. 'Maak een werkstuk over China' is een opdracht die - zonder verdere specificatie - gedoemd is te mislukken. Voor de leerling is niet duidelijke waaraan de opdracht dient te voldoen: er is geen nadrukkelijk leerdoel aan verbonden, geen tijdspad, geen restrictie qua tijd, taalgebruik en vormgeving, geen aanwijzingen betreffende de manier waarop bronnen moeten worden gezocht. Kortom: de leerling weet niet wanneer de opdracht succesvol is afgerond. Gevolg: teleurstelling voor de leerkracht omdat het uiteindelijke resultaat niet opweegt tegen de geïnvesteerde tijd (ze zitten oeverloos te zoeken op internet en zijn vooral bezig met allerlei toeters en bellen in PowerPoint, terwijl de inhoud nagenoeg niets voorstelt). Voor de leerling is het eveneens een teleurstelling, omdat het eindresultaat vaak niet voldoet aan de (niet duidelijk uitgesproken verwachting) van de leerkracht.

Als bezwaar wordt (vaak terecht) door de leerkracht aangevoerd dat het vrijwel ondoenlijk is om zelf lesmateriaal en opdrachten te gaan maken voor allerlei mogelijke deelonderwerpen die in school de revue passeren. Die tijd ontbreekt simpelweg. Anderzijds is er wel sterk de aandrang om ICT een rol te geven bij het realiseren van de leerdoelen: van vele zijden wordt dat verlangd: door het bevoegd gezag (dat veel geld investeert), door de schoolleiding, door de inspectie, door de ouders... En tegelijkertijd moet er opbrengstgericht gewerkt worden.

De les 'Interview een dier met Prezi', onderdeel van de lessenserie die de ICT adviseurs van Station to Station maken, is gebaseerd op een sjabloon. Iedere keer wanneer er in de biologieles een dier de revue passeert kan de leerkracht dit sjabloon hanteren als grondslag voor een digitale les. Hierbij geldt dat het wiel niet iedere keer opnieuw hoeft te worden uitgevonden: het sjabloon hoeft slechts op enkele punten te worden aangepast. In de les zijn alle stappen die de leerling moet afleggen, opgenomen. Voor leerlingen zijn de opdrachten die gebaseerd zijn op dit sjabloon, dan ook eenduidig: ze weten wat er van ze verwacht wordt. Er zit structuur in: het is duidelijk wanneer de opdracht aan de eisen voldoet.

Dit sjabloon leent zich alleen voor lessen waarin een dier het onderwerp is. Of toch niet? Waarom zou de les niet te gebruiken zijn bij het interviewen van een beroemd personage? Of een gebouw? In dat geval moet het sjabloon op meerdere punten worden aangepast, maar het principe 'sjabloon' blijft intact.

De kritische lezer zal kunnen tegenwerpen, dat leerlingen hiermee niet zelf leren zoeken naar informatie, omdat de leerkracht steeds de bronnen aangeeft. Een terechte opmerking. U dient dit sjabloon dan ook te zien als een variant. In dit geval een variant waarbij de leerkracht redelijk veel voorstructureert. Indien leerlingen hiermee voldoende ervaring hebben opgedaan, kan er een sjabloon ontworpen worden, waarbij niet heel specifiek naar een website wordt verwezen, maar bijvoorbeeld naar een zoekmachine voor leerlingen. Op die wijze krijgen leerlingen meer ruimte voor eigen inbreng en is de inspanning voor de leerkracht verminderd. Er zijn meer varianten denkbaar, waarbij bijvoorbeeld leerlingen hun eigen leervragen bedenken: wat weet ik al van het onderwerp en wat wil ik nog meer weten?

In eerste instantie is de aangeboden les een manier om - in de vorm van een sjabloon - met relatief weinig inspanning een goed resultaat halen. Goede resultaten houden in dat de leerdoelen gehaald worden, dat leerlingen met plezier aan hun opdrachten werken en dat leerkrachten kunnen genieten van het enthousiasme van de kinderen die kennis maken met nieuwe werkvormen en daardoor 'bij de les' blijven.